Een vervaagd familiealbum

Sam Steverlynck

Charif Benhelima in Be-Part Waregem en Crown Gallery Brussel

Charif Benhelima combineert in zijn foto’s een zoektocht naar zijn identiteit met pertinente reflecties over het medium fotografie. Dat blijkt opnieuw uit ‘Semites: A Wall Under Co­nstruction’, een tentoonstelling die momenteel Be-Part Waregem aandoet. Tegelijk toont hij bij Crown Gallery uitvergrote Ilfochromes, naast een reeks Polaroids die een licht werpen op het ontstaansproces in zijn atelier.

Charif Benhelima (°1967, Brussel) maakte een sterk debuut met ‘Welcome to Belgium’, een fotoreeks waarin hij op documentaire wijze het leven van migranten, vluchtelingen en illegalen vastlegde. Het was tegelijk een zoektocht naar zijn eigen identiteit aangezien hij zelf een kind is van een migrant. Benhelima ontdekte dat hij Arabisch- Sefardische roots heeft, en dat vormde dan weer het uitgangspunt van de reeks ‘Semites, 2005’. Die reeks - een soort verzonnen familiealbum - omvat 135 Polaroids van bestaande foto’s van zowel familieleden als onbekenden van Semitische afkomst. Door te werken met een flash vervaagt Benhelima opzettelijk de verschillen tussen de joodse en Arabische gemeenschap, wat tegelijk verwijst naar de precaire werking van het geheugen. De uitvergrote Ilfochrome prints worden in een muur gepresenteerd, de zogenaamde ‘Wall Under Construction’, waardoor extra afstand wordt ingebouwd.


U werkt aan een consequent oeuvre waarbij elke reeks aan de vorige ontspringt. ‘Semites, 2005’ is eigenlijk een uitloper van uw debuut ‘Welcome to Belgium’. Kan u daar iets meer over vertellen?

Charif Benhelima: “In ‘Welcome to Belgium’ legde ik vast hoe het voelt om een vreemdeling te zijn. Het ging enerzijds over een zoektocht naar mijn identiteit en anderzijds over de manier waarop ik mezelf positioneerde in de omgeving waar ik woonde. Ik ben geboren in Brussel en opgegroeid in West-Vlaanderen. Mijn moeder was Belgisch, mijn vader Marokkaan. Als ik op zoek ga naar een appartement en over de telefoon mijn naam vermeld, word ik automatisch met iets veraf geassocieerd. Die zoektocht naar mijn identiteit en het gevoel een buitenstaander te zijn heb ik vastgelegd in mijn eerste boek. Daarna ben ik naar New York getrokken en heb ik in Harlem gewoond. Daar werd ik opeens als Belg en ‘wit’ gezien. Dus werd het perspectief omgekeerd. Maar tegelijk herkende ik het mechanisme. Vandaag denk ik anders over mijn identiteit dan tijdens ‘Welcome to Belgium’ en de reeks ‘Harlem on My Mind: I Was, I Am’. Ik bevind me nu in een fase waarin ik besef dat identiteit gevormd wordt door derden. Vroeger dacht ik: ‘Ik ben anders’. Dat kwam door de manier waarop mensen naar me keken. Ik hoop dat ik door ouder te worden dat voortdurend zoeken naar mijn identiteit achter mij kan laten.”

Dit werk gaat dus verder in op die thematiek?

Benhelima: “In New York heb ik tot mijn verbazing ontdekt dat mijn familienaam joods is. Mijn familie is deels Arabisch, deels Sefardisch joods. En dat was het uitgangspunt van deze reeks. De term ‘Semites’ staat voor cultuur en taal. Het is neutraal en verwijst naar iemand die deel uitmaakt van de Semitisch sprekende volkeren. Het heeft dus niets te maken met religie. Daar wou ik dieper op ingaan. Ik heb bestaande foto’s van familieleden en verwanten verzameld en heb die opnieuw gefotografeerd met een Polaroid 600 camera. Het zijn dus foto’s van foto’s. Die mensen op de foto’s ken ik nauwelijks. Ik kan me er geen scherp beeld van vormen. Alleen maar vage beelden, wat me er toe bracht om reproducties te maken. Die Polaroid is een typische familie camera. Het toegevoegd flitslicht is uiteraard ook belangrijk en zorgt voor de overbelichting in het beeld waardoor het vervaagt. Voor mij staat de flash voor een esthetische vervaging die verwijst naar de idee van het geheugen en het vergeten. En ook om de kijker duidelijk te maken: dit is een reproductie. Je kan niet zomaar een lichtafdruk op een gezicht hebben. Dat effect krijg je alleen door een technische ingreep op een glad oppervlak.”
“Als we het over gemeenschappen en culturen hebben maken we indelingen. Zo worden de joodse en Arabische gemeenschap ondergebracht in aparte groepen. Die indeling heb ik ook in dit werk gehanteerd. Maar het is niet onmiddellijk zichtbaar. In het werk speel ik met de diepte en een soort virtuele scheidingslijn die de twee groepen onderscheidt. Pas als je lang naar het werk kijkt, merk je de scheiding tussen de joodse en Arabische gemeenschap door de lichtinval en schaduwen.”
“Die Polaroids zijn voor mij een vertrekpunt, geen eindresultaat. Het is werkmateriaal dat fungeert als ondersteuning. Maar dat werkmateriaal toon ik zelden, alleen als ik het ateliergevoel wil weergeven. Eenmaal het beeld mijn atelier verlaat voor een tentoonstelling of een boek, toon ik het uitvergroot Ilfochrome beeld. In ‘Semites, 2005’ heb ik de Polaroidbeelden als een eindresultaat tentoongesteld. Voor mij is het fotonegatief het ideaal beeldformaat. Maar als je het werk wil tentoonstellen, moet je het sowieso vergroten waardoor je letterlijk het ideaal formaat verliest.”

Uw jeugd werd niet vastgelegd in foto’s. Is deze reeks dan een soort alternatief familiealbum waarbij u uw eigen verleden verzint?

Benhelima: “Mijn moeder heeft mijn vader op jonge leeftijd leren kennen. Toen ik drie was verdween mijn vader uit mijn leven. Mijn moeder is gestorven toen ik acht was. Ik wist eigenlijk niets over mijn vader en zijn familie. Ik ben dan in 2004 naar Marokko gegaan om te achterhalen wie die mensen waren. Ik heb er voor het eerst mijn grootmoeder, ooms en neven ontmoet. Het waren familieleden, maar tegelijkertijd vreemden. Het reconstrueren van een familiealbum was daarom heel belangrijk voor mij. Ik heb een ‘fake documentary’ gemaakt van familieleden en verwanten. Een deel van de foto’s in de reeks is ‘echt’ familie: ooms, neven, mijn grootmoeder, mijn vader en ikzelf. Maar ik heb er ook portretten aan toegevoegd van Arabieren en (Sefardische) joden die ik niet ken. Het is niet echt familie maar tegelijk wel. In ‘Welcome to Belgium’ verbind ik mijn afkomst met die van anderen en onderzoek ik wat het betekent kind te zijn van een migrant, vluchteling of illegaal. In ‘Semites, 2005’ construeer ik dan weer mijn familie met wat ik vind.”

Wordt het individu hier niet ondergeschikt aan de groep?

Benhelima: “Ja, maar het werk gaat ook over een groep. De vraag die ik me stel is: wie is er een jood en wie is er een Arabier? En waar zitten die verschillen? Je kan ze nauwelijks onderscheiden. Misschien aan hun klederdracht? Sefardische joden zijn joden die altijd geleefd hebben tussen en met Arabieren in landen zoals Marokko of Jemen. En dit gedurende vele generaties. Wie is wat? Kijk maar goed naar de foto’s. Mocht ik hetzelfde werk maken met Belgen, Nederlanders en Duitsers zou je het verschil ook niet kunnen zien. Wat belangrijk was voor dit werk is dat ik niet verwijs naar hun religieuze afkomst. Want dat zorgt meestal voor conflicten, terwijl taal en cultuur doorgaans leiden tot dialoog. Ik heb een gemeenschappelijke afkomst maar ik ben geen moslim noch gelovige jood. Het is mij te doen om wat beide groepen cultureel gemeenschappelijk hebben.”

In het M HKA gebruikt u eerder een glazen constructie voor de Polaroids wat zorgde voor extra afstand, een afstand die er al is aangezien het om foto’s van foto’s gaat. Is het glas een extra filter?

Benhelima: “In het M HKA heb ik het geheel achter glas gezet om de kijkafstand tussen de toeschouwer en het beeld vast te leggen. Je kon dan ook niet dichter dan twee meter bij het werk komen. Die afstand is persoonlijk en wordt bepaald door het formaat van het beeld zelf. Als ik voor ‘Semites, 2005’ een glasconstructie plaats voor het werk op een vooraf vastgelegde afstand, bepaal en beperk ik zelf de zichtbaarheid van de kijker. Ik bepaal hoe ver jouw afstand is tussen kijken en het beeld. Met uitvergrote beelden hoef ik dat niet te doen. De grootte dwing automatisch om afstand te nemen. Voor Be-Part vroeg ik me af of ik weer een muur van glas zou bouwen. Maar omdat de beelden die ik daar toon uitvergroot zijn moet je automatisch een stap achteruit zetten om ze te bekijken. Hier bepaalt de beeldgrootte de kijkafstand. Er wordt dus sowieso een kijkafstand gecreëerd. Hoe groter het beeld, hoe meer afstand je moet nemen. Hoe kleiner, hoe dichterbij je moet komen. Dat vind ik interessant. Met grote schilderijen moet je ook meer afstand nemen, terwijl kleinere afbeeldingen voor een meer persoonlijke relatie zorgen zoals in een boek.”

In deze reeks houden de mensen zich op tussen verschijnen en verdwijnen. Dat komt overeen met de voorstelling van fotografie als ijdele poging om de dood te bezweren…

Benhelima: “Het gaat inderdaad over verschijnen en verdwijnen, het heden en het verleden. Maar ook over de vraag: wat is realiteit en wat niet. Ik ga niet volledig akkoord met die stelling van Roland Barthes dat fotografie over de dood gaat. Ik zie het juist als een begin. Als je foto’s opnieuw bekijkt, herinterpreteert of er iets mee doet is dat een nieuw begin.”

Uw camera, een Polaroid 600, laat u niet veel technische controle toe. Bovendien gaat u uw foto’s achteraf ook niet bewerken. Is die beperking belangrijk voor u?

Benhelima: “Ik heb jarenlang gewerkt met een kleinbeeld camera. Ik was 24 uur per dag met die camera in de meest uiteenlopende plaatsen. Ik leefde ermee en kende dat toestel door en door. Het werd een deel van mijn lichaam, een soort automatisme. Ik wou me na ‘Welcome to Belgium’ niet herhalen. Ik heb daarom die kleinbeeld camera omgewisseld voor een Polaroid 600. Door een Polaroid kijk je anders. Het toestel is op zich heel simpel maar log. Het heeft een automatische sluitertijd-diafragma gekoppeld aan een lichtmeter en flits. Het beeldresultaat is nooit scherp maar ziet er altijd scherp uit. Door zijn eenvoud creëert het nieuwe mogelijkheden. In New York werkte ik enkel met zwart wit Polaroid. Maar die werd uit de handel gehaald. Ik heb die dan vervangen door een Spectrum 600. Maar ik wou in monochroom blijven werken en heb een rode filter voor mijn lens gezet. Rood symboliseert jazz en past perfect in de sfeer van Harlem. Je leert een camera beter kennen door er veel en intens mee te werken. Je kan er dan ook een persoonlijke toets aan geven. Voor de serie ‘Black-Out’ ben ik bijvoorbeeld gaan experimenteren met overbelichting.”

Van het rauwe documentaire van ‘Welcome to Belgium’ is uw oeuvre sterk richting abstractie geëvolueerd met bijvoorbeeld ‘Black-Out’ en ook deze reeks…

Benhelima: “Dat klopt. In ‘Welcome to Belgium’ wou ik veel vertellen met heel wat elementen. In de foto’s over het Klein Kasteeltje bijvoorbeeld gebeurt er zeer veel. Zowel op de voorgrond als op de achtergrond is er heel wat te zien. Ik sta nog altijd heel sterk achter dat werk. Maar na verloop van tijd begin je anders te kijken en kom je tot het besef dat je soms hetzelfde kan vertellen met minder. In ‘Welcome to Belgium’ had je een groep beelden, een sequentie waarin een verhaal werd verteld. Er was een plot met een begin, een midden en een einde. Nu kan ik soms hetzelfde vertellen met minder. Van veel naar weinig. Misschien zal ik wel eindigen met een wit beeld waar helemaal niets meer op staat. En dan stoppen. ‘Less is more’. Het is een cliché, maar het klopt!”